Kaderrichtlijn Water - Grondwater
Gebied KRW - Grondwaterlichamen
We willen dat grondwatersystemen voldoende en duurzaam functioneren. Verder willen we dat er genoeg en schoon water beschikbaar is voor alle gebruikers. Dit in overeenstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de Grondwaterrichtlijn (GWR) en de Nitraatrichtlijn. De KRW stelt dat de toestand van het grondwater, dus kwaliteit en hoeveelheid, niet achteruit mag gaan. Daarbij geldt: “de strengste richtlijn telt”.
Het totale Nederlandse grondwater is in overeenstemming met de KRW opgedeeld in zogenaamde grondwaterlichamen. De provincies stellen de begrenzing van de grondwaterlichamen vast. Ook nu doen wij dat voor de 3e KRW-periode 2021-2027. De grondwaterlichamen overschrijden allemaal de provinciegrens. We stellen alleen de begrenzing van de grondwaterlichamen vast voor de delen die in Gelderland liggen. De begrenzing binnen Gelderland is hetzelfde als die van de vorige periode. Het gaat om de volgende grondwaterlichamen:
- Zand Rijn-Oost (Achterhoek)
- Zand Rijn-Midden (Veluwe)
- Zand Rijn-West (Rijk van Nijmegen)
- Deklaag Rijn-West (Rivierenland)
- Zand Maas (enkele kleine stukjes in Rivierenland)1.
Door menselijk handelen komen veel verontreinigende stoffen in de waterkringloop terecht, waardoor de grondwaterkwaliteit achteruitgaat. Intensief agrarisch gebruik, industriële productieprocessen, huishoudelijk afvalwater en toenemende mobiliteit vormen een belasting in de vorm van nutriënten, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics en nieuwe stoffen zoals PFAS. Ook komen verontreinigende stoffen in het grondwater door uitspoeling van historische bodemverontreinigingen (verontreinigingen uit het verleden) en door (illegale) lozing van verontreinigende stoffen. In het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit zijn in 2021 landelijke afspraken gemaakt over de intensivering van het VTH-beleid (vergunningverlening, toezicht en handhaving) voor de Zeer Zorgwekkende Stoffen en Potentiële Zeer Zorgwekkende Stoffen ((p)ZZS). ZZS zijn gevaarlijk voor mens en milieu omdat ze bijvoorbeeld kankerverwekkend zijn, de voortplanting belemmeren of zich in de voedselketen ophopen. Alle overheidslagen, waaronder de provincie, hebben een rol in het VTH-beleid van ZZS.
De vraag naar zoetwater neemt toe door bijvoorbeeld bevolkingsgroei, toename van industrieel gebruik en de watervraag vanuit de landbouw. Zo wordt grondwater onttrokken voor industrieel gebruik, drinkwater of beregeningswater. Om de grondwatervoorraad in balans te houden, stellen we als bevoegd gezag in de Omgevingsverordening voorwaarden aan grote industriële onttrekkingen, drinkwaterinfiltratie en -winningen, aan open bodemenergiesystemen en aan infiltraties (water opslaan in de grond). Door water te onttrekken en doorboren van slecht doorlatende lagen in de ondergrond kan zoet grondwater zouter worden, en kunnen verontreinigingen verspreiden naar schoner water. Hierdoor worden de kwaliteit en de hoeveelheid van de zoete grondwatervoorraad bedreigd.
De toestand van het grondwater
De doelen voor het grondwater worden bepaald door het Rijk en door Europees beleid. De doelen hebben zowel betrekking op de kwaliteit als op de beschikbaarheid (kwantiteit) van het grondwater. Met de komst van de Omgevingswet zijn ze vastgelegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl):
- Het behalen van de goede chemische en goede kwantitatieve toestand (omgevingswaarden vastgelegd door het Rijk in het Bkl).
- Het voorkomen van achteruitgang van de toestand van het grondwaterlichaam.
- Het ombuigen van sterke en stijgende trends.
- Het voorkomen en beperken van verontreinigende stoffen in het grondwater (‘Prevent & Limit’).
In de aanloop naar de 3e KRW-periode 2021-2027 hebben de provincies aan de hand van landelijke protocollen de toestand van het grondwater beoordeeld in de zogenaamde deeltoetsen. Uitgangspunt daarbij is dat de grondwaterkwaliteit voldoet aan de kwaliteitsnormen en dat de grondwatervoorraad (kwantiteit) op orde blijft. Bij de beoordeling maakten we onder meer gebruik van eigen gegevens uit het provinciale grondwatermeetnet.
We beoordelen de algemene toestand van het grondwater per grondwaterlichaam. De kwaliteit van het grondwater beoordelen we voor stoffen met een Europees vastgestelde norm (nitraat en bestrijdingsmiddelen) of een nationaal vastgestelde drempelwaarde (chloride, fosfor, nikkel, arseen, cadmium en lood). Bij de beoordeling van de hoeveelheid van het grondwater kijken we of de grondwaterstand daalt door menselijk handelen. En ook of menselijk ingrijpen verzilting bevordert en daarmee leidt tot afname van de zoetwatervoorraad. Daarnaast onderzochten we waar de doelen voor de Gelderse Natura 2000-gebieden en de grondwaterafhankelijke KRW-oppervlaktewateren (die worden gevoed vanuit grondwater) niet worden gehaald door een gebrek aan grondwater of door toestroming van grondwater van slechte kwaliteit. Als dit zo is, dan is het grondwater op lokaal niveau “niet in goede toestand” en zijn maatregelen nodig. Daarnaast beoordeelden we in de grondwaterbeschermingsgebieden de waterkwaliteit van het onttrokken grondwater voor drinkwater.
De algemene grondwaterhoeveelheid voor alle 5 Gelderse grondwaterlichamen is goed. Gemiddeld is er geen verslechtering van de grondwaterstand die wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Extreme weersomstandigheden, zoals de uitzonderlijke droogtes van 2018, 2019 en 2020, gelden in de KRW-systematiek niet als menselijk handelen. Droogte (minder neerslag of meer verdamping) kan op die manier leiden tot een lagere grondwaterstand, maar niet tot een negatief oordeel voor het grondwaterlichaam. De effecten van de droogtes in 2018, 2019 en 2020, zoals de toename van beregening door de landbouw, zijn eveneens buiten beschouwing gelaten. Deze effecten leiden dus ook niet tot een negatief oordeel voor het grondwaterlichaam. Veranderingen in stromingsrichtingen, veroorzaakt door menselijk ingrijpen, leiden niet tot een verschuiving van het zoet-zoutgrensvlak of toenemende verzilting van het grondwater. De grondwaterkwaliteit van alle Gelderse grondwaterlichamen voldoet gemiddeld aan de Europese en nationale normen en drempelwaarden. Toch is er wel reden tot bezorgdheid. Er treedt namelijk ‘vergrijzing’ van het grondwater op: er worden steeds meer en tot steeds grotere diepte kleine concentraties van allerlei stoffen gemeten. Veel van deze stoffen zijn door het Rijk toegelaten, maar er zijn (nog) geen normen voor vastgesteld. Daarom is het moeilijk om ernst en omvang van het probleem te bepalen. Vooral het Rijk is hier aan zet (toelatingsbeleid en normering van stoffen). Daarnaast is er een aantal lokale knelpunten:
- Gelderse Natura 2000-gebieden Door de te lage grondwaterstand kampt een aantal Gelderse Natura 2000-gebieden met verdroging. Die verdroging heeft meestal een combinatie van oorzaken, zoals vroegere ingrepen in het watersysteem om regenwater snel uit het gebied af te voeren, grotere onttrekkingen in de omgeving en de droogte van de afgelopen jaren. In 5 Natura 2000-gebieden zijn alle hydrologische maatregelen al uitgevoerd (Gelderse Poort, Arkemheen, Binnenveld, Sint Jansberg en Loevestein & Pompveld & Kornsche Boezem). In de overige 9 is het aan ons om (nog meer) maatregelen te nemen om de grondwaterknelpunten op te lossen (Bekendelle, Korenburgerveen, Stelkampsveld, Willinks Weust, Wooldse Veen, Landgoederen Brummen, Veluwe, De Bruuk en Lingegebied & Diefdijk-Zuid). Deze maatregelen nemen we op bij de maatregelen voor het grondwaterlichaam waar het gebied in ligt. Het Natura 2000-gebied Sint Jansberg ligt voor een klein deel in Gelderland; het grootste deel ligt in Limburg. In het KRW-maatregelenprogramma nemen we maatregelen op om de grondwaterkwaliteit in dit gebied te verbeteren. Provincie Limburg neemt zowel maatregelen om de grondwaterstand te verhogen als om de grondwaterkwaliteit te verbeteren. Wij zijn daar nauw bij betrokken.
- Grondwaterafhankelijke oppervlaktewateren Het gaat hier om knelpunten bij 30 van de 75 oppervlaktewaterlichamen die voor hun water (mede) afhankelijk zijn van grondwater. Door toestroom van grondwater met (te) hoge concentraties nitraat uit bemesting, bestrijdingsmiddelen en/of zware metalen worden de doelen in deze 30 oppervlaktewateren niet gehaald. De zware metalen bevinden zich van nature in de bodem. Maar ze worden mobiel (mede) onder invloed van nitraat. Mest en bestrijdingsmiddelen zijn dus de hoofdoorzaak voor het knelpunt. Het grondwater is daardoor lokaal in een slechte toestand. Waar mogelijk is het aan ons om maatregelen te nemen die de knelpunten verhelpen. Die maatregelen nemen we op bij de maatregelen voor het grondwaterlichaam waar het stroomgebied van de betreffende oppervlaktewaterlichamen in ligt.
- Grondwaterbeschermingsgebieden In de 40 Gelderse grondwaterbeschermingsgebieden keken we naar de toestand van het grondwater. De gebiedsdossiers van deze gebieden zijn in 2018-2019 bijgewerkt. Onderdeel daarvan is een uitvoeringsprogramma met maatregelen om de kwaliteit van het grondwater te beschermen dat is bedoeld voor de openbare drinkwatervoorziening. De kwaliteit van dat water gaat vergeleken met eerdere metingen niet achteruit. In 4 Gelderse grondwaterbeschermingsgebieden deden we extra metingen vanwege het 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn en het traject Waterwijs boeren. Deze gegevens gebruiken we uiteraard ook bij het ontwikkelen van maatregelen.
Samenvattend: de maatregelen voor grondwater (2021-2027) zijn gericht op:
- verbetering en bescherming van de toestand van grondwaterlichamen als geheel
- verbetering van de hoeveelheid grondwater in 9 Gelderse Natura 2000-gebieden en van de kwaliteit van 1 Natura 2000-gebied
- verbetering van de toestand van het grondwater in het stroomgebied van de 30 Gelderse oppervlaktewateren die (deels) worden gevoed vanuit grondwater en waar (mede) vanwege de slechte toestand van het grondwater de doelen in het oppervlaktewater niet worden gehaald
- verbetering en bescherming van het grondwater in de 40 Gelderse grondwaterbeschermingsgebieden, vooral in die gebieden waar normen voor een of meerdere stoffen worden overschreden.
Het is mogelijk dat we in de loop van de jaren 2021-2027 bovenop de huidige maatregelen aanvullende maatregelen nemen. Aanleidingen daarvoor kunnen bijvoorbeeld zijn: de resultaten van het onderzoek bij de 30 grondwaterafhankelijke oppervlaktewaterlichamen of wanneer meer duidelijk wordt over de toepasbaarheid en de impact van de nieuwe instrumenten die de Omgevingswet ons biedt. Landbouwemissies moeten omlaag Het Rijk heeft voor de waterkwaliteit een zeer bepalende rol. Het stelt immers het mestbeleid en het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen en andere chemische stoffen vast. Net als bij oppervlaktewater (3.9) zijn de provincies en andere regionale partijen voor het behalen van de KRW-doelen voor grondwater in belangrijke mate afhankelijk van het Rijksbeleid. Maar het Rijksbeleid voor de aanpak van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen is nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Het effect van dit beleid op het halen van de KRW-doelen voor grondwater is dan ook onzeker.
Wij zullen de voortgang van maatregelen en doelbereik periodiek evalueren om te kunnen beoordelen in hoeverre doelbereik mogelijk is en welke wijzigingen in maatregelen en doelen eventueel tussentijds moeten worden doorgevoerd in de programma’s. We maken afspraken met de betrokken partijen hoe we de monitoring en evaluatie vorm zullen geven. Hiermee geven we vorm aan een gedegen dossiervorming, die noodzakelijk is voor een goede onderbouwing van doelverlaging richting de Europese Commissie.
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kwam in 2018 met een nieuwe landbouwvisie2 waarin wordt gekozen voor een omslag naar kringlooplandbouw in 2030. In 2019 volgde een realisatieplan3. Bij kringlooplandbouw komt zo min mogelijk afval vrij, is de uitstoot van schadelijke stoffen zo klein mogelijk en worden grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen benut. De uitvoering van visie en plan kan dus de landbouwemissies naar oppervlakte- en grondwater aanzienlijk verminderen. Het nationale mestbeleid is bedoeld om meststoffen beter te benutten, waardoor ook de kwaliteit van het water verbetert. In 2018 kondigde het ministerie een nieuw mestbeleid aan en in september 2020 volgden de contouren van een toekomstig mestbeleid4. Hoofdlijnen zijn een verdere versterking van de grondgebonden landbouw, inzet op mestverwerking voor bedrijven die niet volledig grondgebonden zijn en een gebiedsgerichte aanpak in probleemgebieden. De eerdergenoemde landbouwvisie is een van de kaders van het nieuwe mestbeleid. Andere zijn de uitvoering van de KRW en de Europese Nitraatrichtlijn. Als gevolg van de Nitraatrichtlijn worden nationale actieprogramma’s opgesteld. Het 7e actieprogramma loopt van 2022-2025. Het plan is om in het 7e actieprogramma naast de normen uit de Nitraatrichtlijn ook aandacht te besteden aan de normen uit de KRW. In sommige gebieden zijn die strenger: “de strengste richtlijn telt”. Overigens wil de landbouwsector zich ook inzetten om de emissies te verminderen, zowel van meststoffen als van bestrijdingsmiddelen. Vanwege de vereiste investeringen maken agrarische ondernemers zich wel zorgen over of ze dit terugverdienen en het toekomstperspectief van hun bedrijf. In het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, een initiatief van LTO Nederland waarover in 2013 afspraken met overheden werden gemaakt, wordt in 2020-2021 gewerkt aan Gebiedsdocumenten Agrarische Wateropgave. Waterschappen en agrariërs beschrijven hierin per waterschapsgebied de regionale wateropgaven voor zowel de landbouwsector als voor de waterschappen. Het gaat om de kwaliteit én hoeveelheid van het oppervlaktewater. Zo is de opgave voor iedereen duidelijk. En kunnen alle partijen een gezamenlijke aanpak ontwikkelen, afspraken maken over de uitvoering en over de inzet van de beschikbare middelen. Wij willen ook de provinciale opgave voor grondwater, voor zover die een relatie heeft met de agrarische sector, in deze gebiedsdocumenten opnemen. Voor de 30 grondwaterafhankelijke oppervlaktewaterlichamen moeten we dan eerst grondig onderzoeken welke maatregelen het meest effectief zijn en wat in de specifieke stroomgebieden nodig is. De emissies uit de landbouw terugdringen vraagt om samenwerking tussen de diverse overheden en de landbouwsector. Waterschappen gaan in bepaalde gebieden met agrarische ondernemers aan de slag om hen te stimuleren om vrijwillige maatregelen te nemen om de landbouwemissies terug te dringen. Ze willen daarmee bereiken dat er geen normen meer worden overschreden in de KRW-oppervlaktewaterlichamen. Als provincie willen we gebiedsgericht en integraal onze doelen halen, samen met alle betrokken partijen. Daarbij gaat het naast de KRW ook om andere waterdoelen, landbouw/economie, klimaat/droogte, beschikbaarheid van zoetwater, natuur enzovoort. We willen ook in een aantal gebieden met agrarische ondernemers aan de slag, maar dan om hen te stimuleren de emissies richting het grondwater te beperken. In verband met de KRW zijn de 30 grondwaterafhankelijke oppervlaktewaterlichamen en de grondwaterbeschermingsgebieden het meest dringend. Het ligt voor de hand dat provincie, waterschappen en vertegenwoordigers van de landbouwsector zowel in het voortraject als bij de uitvoering van concrete maatregelen goed afstemmen en samenwerken. Dat zorgt voor de beste aanpak en voorkomt dubbel werk. Het is bovendien van groot belang dat de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (LNV) en Infrastructuur & Waterstaat (I&W) goed betrokken zijn bij dergelijke trajecten in de regio. Want het is niet uit te sluiten dat landelijke (verplichtende) maatregelen noodzakelijk zijn om op een effectieve manier de doelen te halen. En hoewel we tot nu toe vooral agrarische ondernemers stimuleerden vrijwillig maatregelen te nemen, kan het ook voor ons de komende jaren noodzakelijk worden om tot verplichtende maatregelen over te gaan. Het gaat er immers om dat in 2027 de KRW-doelen zoveel mogelijk zijn gehaald. De Omgevingswet geeft de provincies hiervoor mogelijk een aantal nieuwe instrumenten. Maar de toepasbaarheid en de impact daarvan zijn nu nog niet goed te overzien. Om te zorgen voor voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam, evenwichtig en eerlijk gebruik van water en een duidelijke vermindering van de verontreiniging van het grondwater leggen we dit object vast als maatschappelijke functie. We werken zo aan opgaven voor regionaal waterbeheer (met name vanwege te vies water) en grondwaterbeheer en aan oplossingen in de vorm van ruimte voor natuurlijke processen en oplossingen en gebieden. Daarnaast dragen we bij aan de ambities voor klimaatadaptatie, circulaire economie en biodiversiteit uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
Met wie:
Rijk (I&W, LNV, RWS, Deltacommissaris), waterschappen, gemeenten, Vitens, landbouworganisaties (LTO-Noord, Vereniging Agrarisch Landschap Achterhoek, Vruchtbare Kringloop Achterhoek, Cumela als brancheorganisatie voor loonwerkers, de landbouwcollectieven) en terreinbeherende organisaties.
Rol:
Kaderstellend, uitvoerend.
De provincie heeft voor (het Gelderse deel van) de grondwaterlichamen vastgesteld:
- de begrenzing, zoals weergegeven op de in Bijlage 1 bijgevoegde kaart.
- de toestand, de trend, de maatregelen waarvoor wij verantwoordelijk (initiatiefnemer) zijn, en de toepassing van de uitzonderingen. Deze informatie staat in de vijf factsheets voor de grondwaterlichamen, - Factsheet grondwaterlichaam Zand Rijn-Oost (Bijlage 4) - Factsheet grondwaterlichaam Zand Rijn-Midden (Bijlage 5) - Factsheet grondwaterlichaam Zand Rijn-West (Bijlage 6) - Factsheet grondwaterlichaam Zand Maas (Bijlage 7) - Factsheet grondwaterlichaam Deklaag Rijn-West (Bijlage 8).
Acties:
- De vastgestelde begrenzing van de KRW-grondwaterlichamen voor de periode 2021-2027 delen via internet.
- De nieuwe factsheets voor de grondwaterlichamen voor de periode 2021-2027 met de toestand, de trend, de maatregelen en de toepassing van de uitzonderingen delen via internet.
- De maatregelen voor grondwater 2021-2027 uitvoeren.
- De gebiedsdossiers voor de Gelderse grondwaterbeschermingsgebieden in 2024-2025 bijwerken.
- Het aandeel van dit grondwaterlichaam in Gelderland is zo klein dat hiervoor, afgezien van het begrenzen van het Gelderse deel, geen actie wordt ondernomen. Provincie Noord-Brabant neemt dit voor haar rekening.
- Visie Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden (LNV, 2018)
- Realisatieplan Visie LNV: Op weg met nieuw perspectief (LNV, 2019)
- Kamerbrief contouren toekomstig mestbeleid, 8 september 2020