Prioriteiten
In dit hoofdstuk beschrijven we 4 prioriteiten voor 2024: zaken die in 2024 een belangrijke rol spelen in de uitvoering van VTH. Het gaat om onderwerpen die de VTH-uitvoering breed raken. Ze gelden dus voor meer taakvelden.
1. Overgang naar de Omgevingswet
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In 2024 werken we volgens nieuwe procedures en afspraken. Deze afspraken hebben we met onze (keten)partners gemaakt. Die afspraken gaan bijvoorbeeld over behandeltermijnen en de manier waarop we elkaar advies geven. Hoewel we hiermee geoefend hebben, zullen we ook in de praktijk leren. Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) werkt nog niet helemaal goed en we verwachten in de opstartfase problemen in de samenwerking. We blijven actief in gesprek met onze partners en het Rijk over hoe we onze samenwerking kunnen verbeteren.
Participatie Omgevingsvergunning
De Omgevingswet vraagt nadrukkelijk aandacht voor participatie: inwoners en organisaties mee laten doen. Door de omgeving vroeg bij een initiatief te betrekken, wordt de kans op draagvlak groter en daarmee de kans op bezwaren kleiner. Het is dan ook verstandig dat een initiatiefnemer dit doet. De initiatiefnemer moet volgens de Omgevingswet bij de aanvraag van een omgevingsvergunning aangeven of en zo ja hoe die aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten hiervan zijn.
De aanvrager moet deze informatie bij een aanvraag meesturen, maar is niet verplicht om aan participatie te doen. Als de initiatiefnemer ervoor kiest om geen participatie te doen, dan mag dat geen reden zijn de aanvraag niet te behandelen of te weigeren. Wel kunnen we de initiatiefnemer stimuleren om na te denken over participatie.
Omgevingstafel
Wanneer er sprake is van een complex initiatief met een grote impact op de omgeving, wordt er een zogenaamde omgevingstafel georganiseerd. De omgevingstafel wordt georganiseerd door (of namens) het bevoegd gezag waar het initiatief binnenkomt. Dit gebeurt voor een initiatief dat afwijkt van de regels in het omgevingsplan of de omgevingsverordening, maar dat wel wenselijk is. Alle belanghebbende partijen krijgen een uitnodiging: de initiatiefnemer, bevoegde gezagen voor de aanvraag, adviseurs, belangenorganisaties en de omwonenden.
Conceptverzoek (vooroverleg)
Een aanvrager kan een conceptverzoek indienen en het bevoegd gezag vragen dit samen te bespreken. Het doel hiervan is om ervoor te zorgen dat de definitieve aanvraag aan de eisen voldoet, waardoor het bevoegd gezag binnen de wettelijke termijn een vergunning kan geven.
Bovengenoemde mogelijkheden zullen in de beginfase extra tijd en afstemming vragen. Samen met het beleidsprogramma Ruimte besteedt afdeling VTH in deze overgangsperiode extra tijd om te leren wie welke rol heeft.
Handhaving
In de loop van 2024 besteden we ook aandacht aan hoe we omgaan met de verschoven bevoegdheden voor handhaving. Dit alles heeft ook effect op onze zaaksystemen. Veel is al geregeld, maar we komen in 2024 ongetwijfeld zaken tegen waar we op moeten reageren. De ODRA en ODRN hebben in 2023 het project Van Inrichting Naar MilieuBelastende Activiteit (VINMBA) uitgevoerd. De bevindingen worden in 2024 via toezicht in de praktijk gebracht. Mogelijk komen we dan onvoorziene zaken tegen.
2. Stikstofproblematiek
De stikstofproblematiek houdt ons voorlopig nog flink bezig. We hebben te maken met onduidelijkheden en het ontbreken van (landelijke) kaders. Mede hierdoor is ook in 2024 de werkvoorraad aanhoudend hoog. Dit zal onder andere te merken zijn omdat we besluiten niet altijd binnen de wettelijke termijnen (dit gebeurde in 2023 ook). Alles in dit dossier ligt onder een vergrootglas en diverse zaken leiden tot een juridisch conflict. Dat vraagt extra tijd van onze mensen. De benodigde capaciteit is dus ook aanhoudend hoog. De vergunningenprocedure voor de omgevingsvergunning Natuur is in korte tijd nog complexer geworden, zowel voor de aanvrager als vergunningverlener. Aanleiding hiervoor zijn onder meer de Natuurdoelanalyses. Daaruit blijkt dat het merendeel van onze Natura 2000-gebieden nog zijn overbelast, ondanks de beheersmaatregelen die we hebben genomen. Die staat van de natuur maakt dat we bij externe salderingen, intrekkingsverzoeken en beroepszaken moeten onderbouwen (= additionaliteitstoets) waarom de betrokken stikstofruimte wel mag worden ingezet voor het betreffende initiatief en niet hoeft te worden ingetrokken voor de natuur, zoals natuurbeschermingsorganisaties wensen. Maar ook bijvoorbeeld de 25 kilometerzone en de onduidelijkheid met betrekking tot de RAV-problematiek (Regeling ammoniak en veehouderij) maken dat initiatiefnemers vaak niet verder kunnen met hun aanvraag en dus dat gewenste ontwikkelingen (zoals nieuwbouw, verduurzaming en innovaties) niet van de grond komen.
Het legaliseren van de PAS-melders blijft een moeizaam proces. Dit omdat het Rijk nog niet is gekomen met goed beleid om de benodigde stikstofruimte te verkrijgen.
Programmering is bezig met de uitvoering van Gelderse Maatregelen Stikstof als onderdeel van het Vitaal Landelijk Gebied Gelderland (VLGG) onder andere op de volgende punten:
- met voorrang werken aan het legaliseren van PAS-melders
- de onderbouwing van de additionaliteit verder uitwerken, om daar waar mogelijk vergunningen te blijven verlenen
- beleid uitwerken om intrekkingsverzoeken met succes te kunnen weigeren
- álle sectoren moeten bijdragen aan de oplossing van het stikstofvraagstuk
- innovatie stimuleren als onderdeel van de oplossing
- mogelijkheden onderzoeken van de stikstofladder uit het coalitieakkoord: de ladder voor extern salderen (toevoegen van een voorkeursvolgorde aan de huidige beleidsregels extern salderen)
In 2024 levert de afdeling VTH hier een bijdrage aan.
De afdeling VTH beheert de stikstofbank. Dit betekent dat de afdeling alle toevoegingen en onttrekkingen vastlegt en procedures afhandelt rondom conceptaanvragen en aanvragen voor het verkrijgen van ruimte uit de stikstofbank. Eventueel gebruik van stikstofruimte voor een initiatief stemt de afdeling af met GMS en dit wordt altijd voorgelegd aan GS.
De stikstofproblematiek bij industriële bedrijven ziet er iets anders uit dan de problematiek bij agrarische bedrijven. Industriële bedrijven kunnen vaak verduurzamen, waardoor ze wel voldoen aan de eisen voor een vergunning. Ze kunnen bijvoorbeeld gasgestookte installaties vervangen door elektrische. Als een bedrijf heeft verduurzaamd, kunnen we vrij snel een vergunning verlenen. We hebben een snelle procedure (‘fast lane’-procedure) bedacht om in enkele weken tot een vergunning te komen. In 2024 zetten wij deze werkwijze voort. De goede samenwerking met de luchtspecialisten van de ODRN is hierbij onmisbaar en ook met die werkwijze gaan we door. Bij industriële bedrijven zien wij vooral vertraging door een tekort aan adviseurs en een vol elektriciteitsnet (netcongestie). Dat laatste maakt dat bedrijven niet altijd direct kunnen verduurzamen.
3. Verbeterslag taakuitvoering
In 2024 werken we verder aan het sluiten van de beleids- en uitvoeringscyclus, de BIG-8. Op dit moment zijn beleid en uitvoering nog onvoldoende met elkaar verbonden. Dat betekent dat er soms beleidskaders ontbreken of dat deze niet uitvoerbaar zijn. We werken in 2024 aan het verbeteren van deze verbinding. In 2024 werken we ook verder aan het actueel maken van het VTH-beleid: dit noemen we de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (UHS). Het vorige VTH-beleid is in 2019 vastgesteld. Gedeputeerde Staten stellen de UHS vast in 2024. De UHS aanpassen aan de huidige situatie en vervolgens invoeren (denk aan aanpassingen werkwijzen en in de dashboards) vraagt ook capaciteit van de uitvoerende partijen.
4. Landelijke ontwikkelingen en het Gelders Stelsel
De uitvoeringsorganisaties staan landelijk sterk in de belangstelling. Het interbestuurlijk programma (IBP) Versterking VTH-stelsel is opgezet als vervolg op de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen. In 2023 zijn de eerste stappen gezet om het VTH-stelsel te verbeteren. Zo zijn er kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) opgesteld binnen het IBP VTH om te onderzoeken hoe de omgevingsdiensten hun taken uitvoeren. De omgevingsdiensten hebben zelf gecontroleerd of ze aan deze KPI’s voldoen. Aan de omgevingsdiensten die niet aan alle KPI’s voldoen is gevraagd een plan van aanpak te maken om hier wel aan te voldoen. De Gelderse omgevingsdiensten voldoen niet aan alle KPI’s en moeten in 2024 het plan van aanpak uitvoeren dat zij zelf maken. De omgevingsdiensten helpen ook met de andere onderdelen van het IBP VTH. Als provincie pakken we vanuit de wettelijke coördinatietaak de regie om de VTH-uitvoering in Gelderland te verbeteren.
In Gelderland is daarnaast onderzoek gedaan naar het Gelders Stelsel. Hierin is ook de provinciale afdeling VTH meegenomen. De afdeling VTH werkt binnen het Gelders Stelsel aan een toekomstbestendige manier van het uitvoeren van de VTH-taken. Onderdeel hiervan is inzichtelijk maken welke taken de afdeling uitvoert, hoe groot die zijn en of de afdeling robuust is.
Zonder dit inzicht is moeilijk in te schatten of de taken worden uitgevoerd op het basisuitvoeringsniveau, de opdracht uitvoerbaar is en past binnen de beschikbare mensen en middelen (M&M). Met dit inzicht kan ook bepaald worden hoe de opdracht kan worden uitgevoerd.