Gelderse rivieren
Ontwikkelingen door de tijd
Het rivierengebied verandert voortdurend. Tot de late middeleeuwen kwam dit voornamelijk door natuurlijke processen. Daarna werd de invloed van de mens op het riviersysteem steeds groter. Daarbij werd de rivier in een strak keurslijf gedwongen. Kribben werden aangelegd, bochten werden afgesneden en de Maas en de Waal werden ontvlecht. Stuwen in de Maas, Nederrijn en Vecht werden ingezet om de waterstand te regelen. De afvoerverdeling over de Rijntakken werd vastgelegd.
Het bedwingen van de voorheen woeste rivieren was een prestatie van formaat. Vanaf 1900 werd de invloed van verstedelijking en infrastructuur steeds dominanter. Het eens lege, geïsoleerde rivierengebied transformeerde met de jaren tot een dynamisch landschap met aantrekkelijke woon- en werkgebieden. Het is een van de belangrijkste multimodale corridors voor de internationaal georiënteerde logistieke bedrijvigheid. Ook het uiterwaardenlandschap is in de afgelopen decennia drastisch veranderd. Dit gebeurde door zandwinning en de transformatie van landbouw naar natuur. Er wordt continu ingezet op de versterking van de dijken en de laatste jaren op meer ruimte voor de rivieren.
Door de eeuwen heen kregen de rivieren steeds minder ruimte en werden ze steeds minder dynamisch. De normalisatie en de exponentiële stedelijke groei leidden tot een aantal knelpunten in de huidige situatie. Richting de toekomst wordt dit alleen nog maar groter. Daar komt nog een aantal grote transitieopgaven bij. Voor de komende decennia vragen een aantal ontwikkelingen en opgaven om aandacht:
Rivierbodemerosie en sedimentatie
De rivieren krijgen steeds minder ruimte en worden steeds minder dynamisch. Dit verstoort natuurlijke processen en schuurt het zomerbed van de rivieren uit. Hierdoor komen harde lagen en elementen, zoals sluisdrempels en kabels en leidingen, dichter aan het wateroppervlak te liggen. Daarnaast bedreigt bodemerosie stabiliteit van constructies, zoals bruggen en kades. Op de vrij-afstromende rivieren Waal en IJssel erodeert de bodem al tientallen jaren. Dit probleem wordt steeds groter, ook door de beperkte sedimentaanvoer uit Duitsland. Vooral in de Waalbochten in het splitsingspuntengebied is erosie een groot knelpunt. In de Nederrijn-Lek is de bodemligging vrij stabiel. Dit komt doordat het een gestuwde rivier is met een beperkte waterafvoer. De Maas graaft zich in de bovenloop steeds dieper in. De bodemerosie geeft de scheepvaart in tijden van droogte grote problemen, doordat de rivier te ondiep wordt. Dit heeft minder zwaarbeladen schepen, wachttijden en éénrichtingsverkeer tot gevolg. Tegelijkertijd is er juist de druk om meer transport over het water te laten plaatsvinden.
Het is niet alleen de rivierbodem die steeds verder uitschuurt. Ook het winterbed komt steeds hoger te liggen. Het sediment kan tijdens hoogwater alleen bezinken tussen de winterdijken en niet meer in de komgronden. Zo gebeurde het ook voordat de dijken werden aangelegd. We zien dat er flinke verdroging optreedt door uitschuring van het rivierbed en het steeds hoger worden van de uiterwaarden. Dit gebeurt zowel binnen- als buitendijks, doorwerkend tot op de Veluwe. Hierdoor staat de natuurkwaliteit in sommige gebieden steeds meer onder druk. Het Rijk staat voor de opgave om het proces van rivierbodemerosie stop te zetten. Daarmee kunnen de knelpunten van biodiversiteitsverlies door verdroging en de scheepvaartknelpunten worden aangepakt (programma IRM).
Klimaatverandering
We verwachten steeds langere droogteperioden en grotere hoogwaterpieken door klimaatverandering. Daarbij stijgt ook de zeespiegel. Nederland staat voor de opgave het land klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Zo kunnen we grotere extremen van het klimaat veerkrachtig opvangen (Deltaprogramma, Regionale Adaptatie Strategieën (RAS-en)). Dit betekent dat we een groot deel van de dijken sterker en soms ook hoger moeten maken. Zo kunnen we voldoen aan de veiligheidsnormen. Waterschappen en Rijkswaterstaat pakken dit op in het HWBP. Naast dijkversterking kan ook rivierverruiming een waardevolle bijdrage leveren aan de hoogwaterveiligheidsopgave. Zowel dijkversterking als rivierverruiming raken de kwaliteit van onze leefomgeving. Het is opgave respectvol met deze kwaliteiten om te gaan en nieuwe kwaliteiten te creëren. Besluitvorming over rivierverruiming is onderdeel van IRM, onder andere over Barroreserveringen.
Toekomstscenario’s laten zien dat het in Nederland vaker droger wordt. Hierdoor neemt de zoetwatervraag vanuit huishoudens en landbouw toe, terwijl de beschikbaarheid afneemt. De aanvoer van water via de rivieren daalt hoogstwaarschijnlijk en het aantal perioden van laagwater neemt toe. Daarnaast moet er voldoende water overblijven in de monding van de rivier om tegendruk te geven tegen het oprukkende zoute zeewater. Dit is belangrijk om inlaatpunten voor het drinkwater en het regionaal watersysteem veilig te stellen. Ook is de vulling van het IJsselmeer vanuit de IJssel van groot belang als zoetwaterbuffer. Bovendien is vaker en lager laagwater een knelpunt voor de scheepvaart (IRM). Daarnaast is de aanpak van hittestress belangrijk
Achteruitgang biodiversiteit
De ecologische kwaliteiten van de rivier staan onder druk. Kenmerkende riviernatuur ging grotendeels verloren en de waterkwaliteit is nog niet overal op orde. De erosie van de rivierbodem en de ophoging van de uiterwaarden zorgen voor afname van de overstromingsfrequentie en daarmee de sedimentatie. Grondwaterpeilen dalen waardoor uiterwaarden verdrogen en geulen veel minder frequent meestromen. Dit tast de leefgebieden met karakteristieke rivierflora en -fauna aan, in het bijzonder die van vissen. Niet alleen het zakken van de rivierbodem is de oorzaak van de achteruitgang van de biodiversiteit. Ook de stikstofproblematiek, intensief beheer en bemesting versterken dit. Met verschillende programma’s (Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW), Natura 2000 (N2000), Kaderrichtlijn Water (KRW), GNN, Gelderse Maatregelen Stikstof) staan diverse overheden voor de opgave de achteruitgang van de biodiversiteit in de riviertakken stop te zetten, de stikstofproblematiek aan te pakken, de natuur robuuster te maken door het natuurareaal te vergroten en ecologische verbindingen te creëren zodat planten en dieren zich kunnen verplaatsen.
Landbouwtransitie
De vochtige en voedselrijke uiterwaarden waren uitermate geschikt voor onder andere beweiding van vee. De afgelopen decennia intensiveerde het landbouwkundig gebruik en zijn veel gronden opgekocht en omgevormd tot natuurgebied. Op dit moment hebben ongeveer 1000 boeren grondposities (eigendom en pacht) in de uiterwaarden. Dit zijn overwegend melkveehouders en graasdierbedrijven. Ongeveer 70 boerenbedrijven liggen in het winterbed, rond de 70% van de agrariërs is ouder dan 50 jaar en 30% heeft een opvolger. Ongeveer de helft van het agrarische gebruik is pacht. Naast voedselproductie leveren agrariërs vaak een belangrijke bijdrage aan het natuur- en uiterwaardenbeheer. Wij stimuleren de verdere verduurzaming van de landbouwsector. Het rivierengebied biedt daar kansen voor. Met de sector zoeken we naar mogelijkheden voor aangepast grondgebruik, duurzame verdienmodellen en andere oplossingen voor bedrijven.
Demografische ontwikkeling
Nederland heeft een relatief hoge bevolkingsdichtheid en een grote concentratie aan stedelijk gebied. Kenmerkend is de nabijheid van het landelijk gebied en de stedelijke uitloop. Zo woont 50% van de Gelderlanders binnen 5 kilometer van een rivier. De demografische ontwikkelingen verschillen regionaal sterk. In Arnhem- Nijmegen, de Gelderse Vallei, de regio Zwolle en bij Apeldoorn-Deventer-Zutphen is groei te verwachten (verstedelijkingsopgaven). In de meer landelijke gebieden zal de groei juist gematigder zijn of zal er zelfs sprake zijn van krimp. De verwachting is wel dat het aantal huishoudens toeneemt, omdat huishoudens kleiner worden. Daarnaast verandert de bevolkingssamenstelling flink door vergrijzing. Dit betekent dat de behoeften van burgers ook wijzigen. Wonen in de buurt van het water is en blijft heel aantrekkelijk. Dit vraagt doorontwikkeling van stads- en dorpsfronten aan de rivieren en mogelijk zelfs nieuwe woonconcepten aan de dijk of op hoogwatervrije terreinen, zoals voormalige steenfabriekslocaties. Ook is er een steeds grotere behoefte aan meer toegankelijke uiterwaarden. We staan voor de opgave de leefomgevingskwaliteiten van het rivierengebied te benutten voor de behoeften van de bevolking met een wijzigende samenstelling en een veranderd klimaat met meer hittestress. Uiteraard afgestemd op de waterveiligheid en de natuurwaarden.
Energietransitie, duurzaam transport, circulaire economie en delfstoffenwinning
De verduurzaming van onze maatschappij verandert het Nederlandse landschap, ook het rivierengebied. De zoektocht naar duurzame energieopwekking is volop gaande in de Regionale Energie Strategieën (RES-en). Hierin lijken de rivieren geen hoofdrol te hebben. Grote zon- en windparken zijn in de uiterwaarden nog niet te verwachten. Maar op kleinere schaal zal er zeker gekeken worden naar het rivierengebied. Daarbij gaat het ook om andere energiewinningsvormen zoals waterkracht en thermische energie uit oppervlaktewater. En aan waterstof, gekoppeld aan de verduurzaming van de scheepvaart en de industrie.
We staan voor de opgave het rivierengebied naar draagkracht te laten bijdragen aan de energietransitie en deze goed in te passen in het landschap. Als bijdrage aan een meer duurzame samenleving zetten we steeds meer in op transport over water en de daaraan gekoppelde watergebonden bedrijvigheid. Daarnaast willen we de circulariteit van processen in het rivierengebied vergroten.
Van oudsher is het rivierengebied van belang voor het leveren van grondstoffen. Delfstoffenwinning in de uiterwaarden voorziet in grote mate in de behoefte aan primaire grondstoffen, met name voor de bouw. Afgelopen jaren is met zand- en kleiwinning steeds meer maatschappelijke meerwaarde gecreëerd door koppeling aan doelen zoals natuur, recreatie en hoogwaterveiligheid. De keerzijde is dat het riviersysteem een belangrijke opgave kent voor de sedimenthuishouding en bodemligging. Delfstoffenwinning in de uiterwaarden, en zeker in het zomerbed, kent een eindigheid omdat al vergraven gebieden en gebieden met een gerealiseerde natuurbestemming niet meer voor de zand- en kleiwinning in beeld zijn en sediment in het riviersysteem beschikbaar moet blijven. Ondanks de trend richting circulariteit zal er vraag naar zand en klei blijven. Een belangrijke trend in de sector is de behoefte beter te koppelen aan de vraag. Dit geldt met name bij dijkversterkingsprojecten om zo het transport te minimaliseren. In de praktijk zal er dus in samenhang moeten worden bekeken wat de opgaven, kansen en beperkingen zijn in een specifiek gebied.